Beschrijven
– wat zie ik/ welke situatie is vastgelegd/welke objecten zie ik.
– fotografie genre.
Analyseren
– compositie (centraal, symmetrisch, asymmetrisch) lijnwerking, kadrering, herhaling.
– gebruik van ruimte, licht en kleur.
– fotografische keuzes: brandpunt, standpunt, diafragma, sluitertijd en scherpte (diepte).
– technische nabewerking.
Interpreteren
– wat zegt de foto mij.
– wat is de boodschap van de fotograaf.
– wat bedoelt en wil de fotograaf zeggen met dit beeld.
Waarderen
– voldoet de foto aan de opdracht, heeft de fotograaf zijn doel bereikt.
– welke keuzes werken mee en welke werken tegen om dit doel te bereiken.
– zijn er andere fotografische keuzes mogelijk geweest in compositie, licht, kleur, brandpunt en/of nabewerking.
Advies geven
– ik vind top aan de foto …………
– mijn tip aan de fotograaf is ……….